Daar was het water

Het Tsjaadmeer verdwijnt (NRC 2007)

Bol, een stadje in Tsjaad, ligt nog aan het water. Het hart van Bol is nog altijd een strandje waar douanemedewerkers in een schuur een oogje toeknijpen terwijl uit Nigeria gesmokkelde emmers, brommers en macaroni uit gemotoriseerde houten boten worden geladen. Maar erg toegankelijk is die haven niet meer. Jonge smokkelaars, oude vrouwen die vis naar de markt brengen, reizigers – tientallen meters voor de oever moeten ze allemaal uit hun boten stappen, om die wadend tussen de waterplanten door te duwen.

Het Tsjaadmeer, 6000 jaar geleden de grootste binnenzee ter wereld, groeit dicht, verzandt, verzilt en verdroogt. Vijftig jaar geleden lag het in Niger, Kameroen, Nigeria en Tsjaad, nu alleen in de laatste twee landen. En voor het eind van de eeuw is het misschien verdwenen. Zes omliggende landen – behalve de genoemde ook de Centraal Afrikaanse Republiek en Soedan – bespreken in de Commission du Bassin du Lac Tchad (CBLT) wat dat zou betekenen en wat de problemen zou kunnen beperken. Kan het meer bijvoorbeeld worden bijgevuld?

Het Tsjaadmeer wordt hoofdzakelijk gevoed door de Chari, ‘deze vreemde rivier die de zee zijn rug toekeert,’ zoals André Gide in 1927 schreef. Dertig jaar nadat hij het legendarische meer overvoer was het volgens de NASA 26.000 km2 groot. Nu beslaat het 1500 km2 in de droge tijd van het jaar en op zijn best misschien 4000 km2. De afname is sinds 1960 sneller gegaan dan ooit in de laatste duizend jaar, volgens klimaathistorica Sharon Nicholson. Het is niet precies bekend waar dat door komt. Maar met een diepte van slechts 4 tot 7 meter is het Tsjaadmeer ‘een theeschoteltje en zeer kwetsbaar voor schommelingen in klimaat en regenval,‘ zegt Henry Hooghiemstra, paleo-klimatoloog aan de Universiteit van Amsterdam. 

De veranderingen in dat geologische schoteltje hebben dramatische gevolgen voor de bevolking er omheen. Omdat het grondwater in de omgeving daalt, vestigen mensen zich steeds dichter bij het meer. Daar zijn steeds vaker conflicten tussen veetelers en landbouwers, tussen nieuwelingen en oude eigenaren van de grond. Bij het meer wordt sinds mensenheugenis natron gevonden, een soort zout. Nog steeds zie je kamelen die met een karrenwiel geelgrijs natron aan elke zij naar de grote markten van de Sahel lopen. ‘Maar de concentratie van natron in het grondwater is de laatste jaren op sommige plekken zo hoog dat hele dorpen moesten verhuizen, omdat hun velden onbruikbaar zijn  geworden,’ zegt onderzoeker Daniel Lantangar van de CBLT. In andere dorpen ziet men hoe vruchtbare beddingen van oude rivierarmen bedolven raken onder woestijnzand. Dat zand werd vroeger vastgehouden door helmgras, maar ook de woestijn verdroogt verder. In het meer verdwijnt veel vis doordat waterplanten de zuurstof in het water verbruiken. Groepen vissers betwisten elkaar de krimpende delen van het meer waar grote vissen als Lates niloticus (een baars)en Tilapia overleven. Nigeriaanse vissers, die gezamenlijk investeren in grote motorboten, winnen die strijd met gemak. Honderden Tsjaadse vissers van verschillende stammen hebben zich laten verjagen en verjagen elkaar naar de visarme randen van het meer. ‘Ik werk nu drie dagen voor het geld dat ik vroeger in een paar uur bij elkaar viste,’ zegt een van hen. Hij peutert visjes los die vastzitten in de mazen van zijn net. Maat hand zijn de allergrootste. Ook spiruline, een geneeskrachtige wiersoort waarmee veel geld verdiend werd, is moeilijker te vinden.

Wat het meest in het oog springt is het droogvallen van twee grote irrigatieprojecten. In de jaren ‘70 werd in Bornu State in Nigeria het South Chad Irrigation Project aangelegd. Met water uit het Tsjaadmeer werden duizenden hectaren grond bevloeid. In 1998 werd in Tsjaad onder toezicht van de Société du Développement du Lac (Sodelac) 120.000 hectaren polderland drooggelegd. Zeven vette jaren braken aan. ‘De grond is hier zo vruchtbaar, dat kunstmest helemaal niets toevoegt,’ vertelt een agronoom van de Sodelac. ‘Met voldoende water kan je hier elk jaar drie keer oogsten, steeds zestig zakken per hectare.’ Ongeveer zes keer zoveel als een hectare elders in de Sahel eens per jaar voortbrengt. Een klein deel van de lokale bevolking en vooral de mensen van de Sodelac heeft het veel geld opgeleverd. Maar de irrigatiekanalen in Nigeria staan al enkele jaren volledig droog en in 2006 steken ook bij Bol de pijpen waar het water uit het meer vanzelf in zou moeten lopen hoog boven de waterspiegel uit de dijken. Op sommige plekken kan het water nog opgepompt worden, maar vaak kan ook dat niet meer.

Het geologische bekken van het Tsjaadmeer strekt zich uit tot in Algerije en Soedan. Het vormt de bodem onder heel Tsjaad en onder een groot deel van Niger, Nigeria en de Centraal Afrikaanse Republiek. Het is dat hele gebied dat verdroogt en de oorzaak is nog niet gevonden. Lange tijd is landbouw, ook als er niet of alleen met de hand wordt bevloeid, als de belangrijkste factor gezien. (Soedan, Libië en Algerije onttrekken volgens de CBLT trouwens meer water dan de landen direct aan het meer.) Water op akkers verdampt immers sneller dan water in meren of onder de grond. Ook houtkap en overbegrazing zorgen voor een snellere verdamping. Verwoestijning was de schuld van mensen. Klimatoloog Jules Charney wreef in de jaren ‘70 nog eens extra zout in die wond: hij stelde dat daar waar begroeiing in de Sahel eenmaal weg is, de stralingswarmte van de aarde zozeer toeneemt, dat neerslag daarboven verdampt voordat hij kan vallen. Verdere verwoestijning zou dan ook onomkeerbaar zijn. Op grond daarvan legt menig ontwikkelingswerker Sahelbewoners nog altijd uit dat ze bomen moeten planten, omdat die regen aantrekken.

Maar sinds de jaren ‘80 wordt algemeen aangenomen dat de meeste verdroging in de Sahel niet veroorzaakt wordt door mensenhand, maar door klimaatverandering en met name door wat er gebeurt met de temperatuur van de oceaan. In 2005 werden zelfs een paar onderzoeken gepubliceerd, onder meer van het KNMI, die op basis van klimaatmodellen voor mogelijk hielden dat het méér zou gaan regenen boven de Sahel. ‘Een “scenario”, maar wij zien er niets van,’ reageert een inwoner van Bol.

vergeleken met 8000 jaar geleden, de periode van de “green sahara”. Hetzelfde geldt voor meren op dezelfde breedtegraad in Mesopotamië of de Andes. Die zijn nu ook weg. Over 2000 jaar gaat de cyclus weer terug. Ook Anada Tiega gelooft niet in een nattere Sahel. Aan de verdroging, of klimaatverandering in het algemeen, is weinig te doen, meent hij. Wel aan sommige milieuproblemen die er door versneld worden. Tiega leidt een CBLT project voor behoud van het milieu en en rond het Tsjaadmeer. ‘Wat we moeten doen is erosie tegengaan, vervuiling met pesticiden tegengaan die gebruikt worden bij het drogen van vis, stoppen met overbevissing, watergrassen en waterhyacint bestrijden, en zorgen dat bij irrigatie niet zoveel water verspild wordt.’ Maar dat gebeurt nauwelijks. Tiega zit met een handvol collega’s, waarvan de helft niet de nodige opleiding heeft, in het enorme hoofdkantoor van de CBLT in N’djamena. Op andere gangen is het licht uit. ‘Het probleem is bestuur. Op elk niveau, van vissers tot aan regeringen, is gebrek aan overleg en worden afspraken niet nagekomen. De Sodelac gaat door met water wegpompen, de regering van Tsjaad betaalt al tien jaar de contributie niet.’  Waar zijn bazen wel mee komen is een plan om het Tsjaadmeer weer op te vullen, met water uit de Oubangi, een rivier die tussen de twee Congo’s door naar de Atlantische Oceaan stroomt. Het plan om die langs een traject van 1350 km te kanaliseren en door de Centraal Afrikaanse Republiek naar de Chari te leiden, is al oud. Maar in augustus 2006 heeft de Democratische Republiek Congo verklaard ‘niet tegen’ een haalbaarheidsstudie te zijn. De Wereldbank (die nog geen aanvraag heeft ontvangen) zou die moeten financieren. Dat het plan onrealistisch is, wil Tiega niet hardop zeggen. ‘Maar ik weet niet hoe de regeringen erbij gekomen zijn, en het eist verdorie al hun aandacht op.’

Hooghiemstra ziet ook weinig in zo’n oplossing, nog afgezien van de waterschaarste die mogelijk in Congo zou ontstaan. ‘Wat schiet je ermee op als de verdamping zo snel gaat? Je moet eerst weten wat de veranderingen in neerslag drijft en hoe lang de verdroging zal duren voordat je de juiste maatregelen kunt nemen. Zo’n Oubangui plan doet net als veel klimaatbeleid denken aan een brandweerdienst die blust zonder eerst na te gaan of er ergens een gaskraan openstaat. Het klimaat wordt beïnvloed door verschillende mechanismen die klimaatcycli veroorzaken. Op de langere tijdschaal is precisie belangrijk. Die heeft te maken met het gegeven dat de aarde in 21.000 jaar in zijn baan om de aarde tolt. Nu bevindt de aarde zich in zo’n positie dat de meteorologische evenaar (de zone waar de zon recht boven staat) ten zuiden van de geografische evenaar ligt. Daardoor is het gebied van de Sahel en het Tsjaadmeer, 15 graden boven de evenaar, relatief droog rug. Maar dwars door deze lange cyclus heen, spelen zich kortere cycli af, die maken dat de wisselingen tussen droog en nat chaotisch lijken. Over het ontstaan van die kortere cycli, en de invloed van menselijk handelen daarop, is weinig bekend. Daar moet veel meer onderzoek naar worden gedaan.’

Maar met extra kennis kan de verdroging niet gestuit worden. Wat staat de bevolking rondom het meer te doen? ‘Verhuizen,’ zegt Hooghiemstra, ‘dat is eigenlijk de enige optie. Dat is ook wat bevolkingen 6 tot 4000 jaar geleden deden, toen bijvoorbeeld Mesopotamië opdroogde. Maar in de moderne, begrensde wereld is dat moeilijk. Het grootste oppervlakte van de aarde is cultuurlandschap geworden. Toch is het jammer dat regeringen niet méér nadenken over zulke feiten.’